Geschiedenis van het
Oude Mannen- en Vrouwenhuis
Het Diaconie Weeshuis 1678 - 1811
Zorg voor armlastige gemeenteleden en hun nabestaanden behoort tot de taak van een diaconie. Diakenen van de Evangelisch-Lutherse gemeente Amsterdam waren sinds 1670 de mening toegedaan dat deze zorg ten opzichte van wezen het beste tot zijn recht zou kunnen komen door de stichting van een afzonderlijk weeshuis. De middelen hiertoe ontbraken echter, totdat de schenking van een huis aan de Lauriergracht door de Lutherse koopman Jan Geerkens de verwezenlijking van het plan mogelijk maakte. Op 22 september 1678 werden de eerste wezen opgenomen, waarmee het weeshuis feitelijk in gebruik was genomen. Diakenen hadden inmiddels een College van Regenten benoemd, bestaande uit drie dienende diakenen en drie "assesseurs", gekozen uit de daarvoor in aanmerking komende gemeenteleden. Regenten kwamen op gezette tijden bijeen, of als Weeshuisvergadering, of met de oud-regenten als Grote Weeshuisvergadering. De combinatie van de Grote Weeshuis- met de Grote Diaconie Vergadering werd de Grote Diaconie Weeshuis Vergadering genoemd.
In 1811 moest het Weeshuis aan de Lauriergracht, dat een bestemming zou krijgen als militair hospitaal, op bevel van de maire van Amsterdam worden ontruimd. Op 30 april 1811 werd de bevolking van het weeshuis ondergebracht in het Diaconie Huis.
Het Diaconie Huis 1771 - 1811
Al hadden diakenen dan een oplossing gevonden voor de wezen, toch was er voor een andere categorie kinderen, de bestedelingen, nog geen regeling getroffen. Meestal waren dit kinderen van zeelieden, die als half-wezen onverzorgd achterbleven. In 1740 werd een diaconale commissie benoemd teneinde de mogelijkheid van het bouwen van een bestedelingenhuis te onderzoeken. De commissie moest echter op 26 april van hetzelfde jaar rapporteren, dat de geldmiddelen hiertoe ontoereikend waren. Jaren later, nl. in 1768, kwam het plan weer ter tafel, toen de financiële toestand inmiddels aanzienlijk verbeterd was ten gevolge van enige belangrijke erfenissen. Op 1 november 1768 besloot men tot de bouw van een Diaconie Huis, waarin bestedelingen, maar ook behoeftige oude lieden zouden worden ondergebracht. Een commissie uit de diaconie nam de leiding op zich van de werkzaamheden die hieruit voortvloeiden. In december 1771 kon het gebouw in gebruik worden genomen.
Het bestuurscollege bestond uit zes regenten - drie dienende en drie oud-diakenen - en vier regentessen, echtgenotes of weduwen van kerkenraadsleden. Zij werden gekozen door de Grote Diaconie Huis Vergadering. De zelfstandigheid van het bestuur ten opzichte van de diaconie was geringer dan van het bestuur van het Weeshuis. Zo behielden diakenen zich een vrij vergaande controle voor op de geldmiddelen van het Diaconie Huis dat zij subsidieerden. Het gevolg hiervan was onder meer dat gemeenteleden de diaconie legateerden, met als bepaling dat de gelden voor het Diaconie Huis zouden worden gebruikt. Ook bleef de diaconie in het bezit van de bevoegdheid om bestedelingen en oude lieden te plaatsen en om suppoosten met salaris van meer dan 100 gulden per jaar te benoemen. Regentessen, belast met het toezicht op de huishouding, moesten zowel hun eigen administratie als die van regentessen verantwoorden tegenover de Grote Diaconie Vergadering. Zo wist men het gevaar te voorkomen dat regentessen zich als een min of meer zelfstandig bestuur van de regenten zouden afscheiden.
Het Wees-, Oude Mannen- en Vrouwenhuis 1811 - 1868
In 1811, toen de wezen op 30 april in het Diaconie Huis werden ondergebracht, ondergingen de besturen van beide instellingen ingrijpende wijzigingen. De algemene leiding werd opgedragen aan een college van acht regenten - vier dienende en vier oud-diakenen - en zes regentessen. Allen werden gekozen door de Grote Diaconie Wees-, Oude Mannen- en Vrouwenhuis Vergadering, op eigen voordracht. De gecombineerde vergadering van regentessen hield toezicht op de huishouding van het gehele gesticht en op de vrouwelijke suppoosten. In 1851 splitste het bestuur zich in de afdelingen Weeshuis en Oude Mannen- en Vrouwenhuis.
Het bestuur van het Oude Mannen- en Vrouwenhuis is tot de dag van vandaag nog steeds verantwoordelijk voor de Wittenberg. Sinds 1772 wordt onafgebroken door het bestuur vergaderd in de regentenkamers van de Wittenberg.