Onze gemeenschap is onze reserve

‘Goede doelen verliezen trouwe donateurs’ kopte de Volkskrant op 23 september 2019, en ‘Steun wordt vluchtiger’. Particuliere giften lopen daardoor terug met 2,6%. Als Diaconie bespraken we net daarvoor onze jaarcijfers van 2018. We constateerden met vreugde dat de inkomsten uit collecten en giften vergeleken met 2017 met 5% waren toegenomen.

Ook over de lange lijn zien we een toename. In 2008 ontvingen we uit collecten en giften € 15.066 en in 2018 € 39.923. Als Lutherse Amsterdamse Diaconie zijn we in de bijzondere omstandigheid dat we meerdere bronnen van inkomsten hebben, zoals uit effecten, gebouwen en zelfs enige pachtinkomsten uit landbouwgrond. Collecten en particuliere giften vormen 3% van onze inkomsten. Maar dit stelt ons mee in staat om urgent diaconaal werk in onze stad, regio en wereldwijd te doen. En meer nog laat dit ‘levend geld’ zien dat we als Diaconie geen ‘goede-doelen-club’ zijn maar gedragen worden door een springlevende geloofsgemeenschap. Deze gemeenschap wordt door de diakenen bij de les gehouden bij het doen van barmhartigheid en recht. Niet alleen door middel van de collectezak waarmee de diakenen om aandacht ‘bedelen’ voor de hedendaagse ‘arme, wees en weduwe en vreemdeling’, maar ook door de voorbeden, de prediking en het omzien naar elkaar in kerk en buurt. En we zoeken naar een soort aanstekelijke blijmoedigheid, geven omdat je zelf je hand open houdt voor genade. Vrolijk loslaten. Ik zie nu het beeld voor me van onze collecten tijdens Keti Koti (gedenken en vieren van de afschaffing van de slavernij) waarbij gemeenteleden in onze Oude Lutherse Kerk op het Spui en in onze gemeenschap in Zuidoost dansend en zingend naar de collecteschaal gaan om hun gaven te delen.

Het zou best kunnen zijn dat met de statistische terugloop van kerkleden de bijdragen per kerkganger hoger worden (Haaije Feenstra van Prisma in het Nederlands Dagblad). Onze diakenen, samen met vele ‘collega’s’ van andere kerken in het land, werken daar in ieder geval hard aan bijvoobeeld door bij de collecte een toelichting te geven en door acties te organiseren. De collectezak wordt voller als het project een concreet gezicht krijgt. Mensen geven niet voor abstracties, maar voor mensen.

Maar in ons diaconale werk zien we ook nog iets anders. Een buurtbewoner komt € 20 brengen voor de medische kosten voor een Eritrees meisje voor wie we ons inzetten: ‘Ik ben niet bij een kerk of zo, maar wat jullie doen vind ik belangrijk’. Een ander schenkt spullen voor de inrichting van onze Gasthuizen: ‘ik ben niet gelovig, maar denk wel dat dit is wat een kerk moet doen’. In de afgelopen paar jaren ontvingen we twee legaten van ons onbekende personen. Het waren geen kerkleden, maar ze bleken het werk van de Diaconie belangrijk te vinden. Een bijzonder vertrouwen! Zo ontdekken we dat de dragende gemeenschap groter en veelkleuriger is dan die van de zondagse eredienst.

En in die gemeenschap zit de kans op duurzaam diaconaat. Ook voor de inzameling van de gaven. Geldwerving gedijt in de bedding van relaties. Dat leren we ook van onze zusterkerken wereldwijd. In een klein dorpje in de bergen van Midden-Sulawesi vroeg ik ooit de dorpsoudste en voorzitter van de kerkenraad: ‘Hebben jullie een financiële reserve om noodsituaties op te vangen?’ Hij antwoordde: ‘Nee we hebben geen potje, maar onze gemeenschap is onze reserve’.

Hanne Wilzing, algemeen secretaris Diaconie.